Vaagheid

We weten dat er iets bedoeld wordt, dat er iets bedoeld zou kunnen worden, en we wachten in spanning totdat het moment is aangebroken. Iemand gaat zometeen aangekondigen, dat er iets belangrijks zal gaan worden gezegd en er schuifelt niemand meer met z’n voeten op de tegelvloer. Eindelijk zal ons precies verteld worden wat we willen weten. Er heerst een heilige sfeer voor de grote onthulling. We houden onze notitieblokjes bereid en slaan de heldere opstijgende belletjes in ons bronwater gade. Er komt een klein mannetje met grijze slapen op. We grijpen in onze concentratie naar onze eigen kin en niet naar de kin van de persoon naast ons. Het mannetje neemt een slok van zijn bronwater en zet het glas netjes naast de lessenaar terug.
Dan schuift hij zijn multifocale bril wat omlaag en kucht, waarbij hij zijn tremoreuze hand als een roomhoorntje voor z’n mond houdt. Hij kucht opnieuw. Dan begint hij met een timide stem iets voor te lezen maar hij hakkelt. „Luider!“ roept iemand achterin de zaal. Het mannetje verheft zijn stem en zet zijn lezing voort. Niemand kan er een touw aan vastknopen. De zaal wordt rumoerig, dat kan toch zomaar niet, en krijgt men dan wel het geld terug gestort en hoe zit dat dan met de pensioenvoorziening? Ze hadden toch woeste westenwinden getrotseerd om hier te kunnen zijn, en nu werd het zo kortstondig afgelast. Mopperend verdwijnt het publiek uit de koude zaal. Iemand blaast in de microfoon dat het kraakt en piept. Deze keer niet.

Maar de volgende keer als iemand de definitieve overwinning op de vaagheid belooft staan we weer vooraan in de rij. Voorlopig moeten we het spiritistisch gezwam, lauwe zondagspraatjes en hijgend gezwets uithouden. Er zullen voorlopig nog veel mensen zijn die hun definities, intenties, wensen en vragen slechts vaag kunnen uiten. Ze beschrijven wat met een paar willekeurige associaties, ze maken een vage schets, illustreren hun relaas met overdadige handbewegingen. Alles heeft met alles te maken. En alles heeft met marihuana en high worden te maken. Zo is het leven, yeah man! Just be. Definiëren kunnen we onszelf altijd nog. Laat ons nu alsjeblieft gewoon even onbepaald zijn, gewoon vage rookpluimen die zich uitspreiden in de ruimte en aan het hoge plafond gaan kleven. Wat geloven we? Een wezen of eigenlijk een principe, de diepere structuur ofzo, dus dat we allemaal één grote familie zijn met dezelfde oorsprong, hetzelfde doel en dezelfde hoop weetjewel. Wat hopen we? We willen verlossing voor iedereen maar eigenlijk weten we eerlijk gezegd ook niet waar de verlossing dan precies toe leiden zal weetjewel. Wat weten we? Een boel maar toch weten we tegelijkertijd ook weer zo weinig, we weten niet eens hoe we het toilet moeten doorspoelen als er geen water is. We weten veel over de sterren maar weinig over de liefde weetjewel. Wat is liefde? Ja dat is het ultimatieve doel van het heelal, het teken waar het allemaal op uitdraait of misschien toch gewoon samen lekker blowen, man weetjewel.

Iets onbepaalds zijn. Ons het liefst een leven lang niet vastleggen, totdat we in grenen in een kuil worden gestopt. Als ons wordt gevraagd wat we dan precies doen, beginnen we te vertellen en we zouden het hele verhaal van ons leven moeten vertellen om een antwoord te kunnen geven. Maar daar is natuurlijk geen tijd voor. Dus noemen we een enkel ding en hopen dat ze daar maar tevreden mee zijn. We merken in ieder geval hoe hun gezichten opklaren, als we eenmaal hebben verteld dat we boekverkoper zijn, of pizzakoerier. Dat is een duidelijk antwoord, en daar hebben ze een goed gestroomlijnd beeld van. Geen vaag gedoe, maar een degelijk iets. Ze vinden het prettig, als ze in het vervolg aan ons denken hoeven ze alleen maar de labels voor de geest te halen om zich ervan te overtuigen dat we hen niet komen verslinden. Want een postbode is veel minder gevaarlijk dan iemand die weleens een brief bezorgt. Vaagheid is een luxe en een armoede tegelijk. Hoe rijker iemand is, hoe vager hij kan blijven. Hoe vager iemand is, deste armer is hij van geest. Wat een geluk als je stinkend rijk bent en je kunt jezelf iets noemen. Ik ben niet vaag, ik ben voorzitter van het comittee voor de instandhouding van de literaire avonden rondom het thema achttiende-eeuwse literatuur. Ik ben niet vaag, ik ben een ervaren hobby-tuinbouwer die ieder jaar een krat venkel, twee kratten koolrabi, een zak aardappelen en een peuleschil produceert. Ik ben niet vaag, ik ben penningmeester van de golfvereniging. Maar een duidelijk idee van wat ons allemaal uiteindelijk te wachten staat kan niemand ons geven. Dat moet vaag blijven. En dat is precies zoals het moet zijn.